Info - Willem Online

Ga naar de inhoud

De kerk werd in 1632 omgedoopt door prins Frederik Hendrik van Oranje tot protestantse kerk. Een jaar na zijn dood in 1648, kwam er met de Vrede van Munster een einde aan de oorlog met Spanje. Voor mij refereert dit schilderij de strijd om het katholieke en protestante geloof. Als je vanuit het doek aan de achterkant van de schavot-achtige stoel kijkt, zie je de Graaf Montmorency in een desolaat landschap met een vluchtig beeld van het kasteel erachter. Het toont een verschrikte Graaf die door het volk als watergeus werd aangezien maar het niet wilde zijn. Hij vond volgens sommige auteuren de stad Weert en zijn omgeving maar zoiets als de Sahara. Hij was vaak op reis in zijn vele functies en maakte veelvuldig gebruik van de Brusselse behuizing van zijn vriend Willem van Oranje Nassau. Willem van Oranje verliet hem en lamoraal Egmond om elders steun te zoeken om de Spaanse legers te gaan bevechten. In het grote schilderij van kasteel De Nijenborgh komt dit tot uiting door de ondergaande zon in de kleur oranje.
Waar het mij in hoofdzaak, in het begin bij het maken van de installatie om ging, is, hoe imposant de Nijenborgh was en wat voor een rijke uitstraling ze had. Hoe vele hooggeplaatsten het bezocht hadden in de loop van de geschiedenis. Dat zie je bijvoorbeeld ook heel goed op de Memorietafel van Joanna van Meurs. Er hangt een devote, mystieke sfeer omheen. Op de horizon van links naar rechts de oudste vestingsburcht van de Van Horne's uit Horn en dan de Nijenborgh met uiterst rechts de Aldenborgh, de huidige Paterskerk.
Wat ook opvalt zijn de vele vogels, die erop te zien zijn; ganzen, ooievaars en zelfs kraaien en kauwen. Hun vogelgeluiden lijken voelbaar als je de afbeelding van de Memorietafel bekijkt. Ik heb er zelfs aan gedacht om een geluidsbestand aan de installatie toe te voegen met de geluiden van de vele kauwen die de huidige ruїne bewonen en de vele eenden in de gracht. Maar dat is nu immers live te horen vanaf de Paterskerk.
Dat het kasteel zo'n rijke historie, op Europees gebied had, heb ik mij als kind nooit gerealiseerd. Dat kwam pas veel later, tijdens de geschiedenislessen, tijdens het laatste bezoek van de toenmalige Koningin Beatrix aan Weert. Toen werden de klimoppen van de rüine gesnoeid. Ook van invloed was, dat het gemeentemuseum De Tiendschuur van Weert als museum opgeheven werd. In 1993 heb ik in daar mijn eerste solo-tentoonstelling gehad met de Titel: "2 TEGEN 3" onder mijn pseudoniem Willem J. Valentijn, om met kijkdozen de 2- en 3-dimensionaliteit in de schilderkunst te onderzoeken en tegen elkaar te "zetten". Er was toen ook een permanente overzichtstentoonstelling o.a. over de historie de van Hornes en hun kasteel in Weert. Na de tentoonstelling is dat werk naar het Jacob van Horne museum verhuisd.
In mijn jeugdjaren op de Biest, speelde ik vaak in het park van het kasteelterrein en viste in de gracht naar baars en karpers. Tijdens de academietijd maakte ik vormstudies van plekken rondom de gracht van het "Huis op de Biest" vanuit mijn herinnering. Op de middelbare school, de Philips van Horne scholengemeenschap (1976 tot 1982), schreef ik gedichten over het kasteel en de gracht met de zwarte en witte zwanen samen met de eenden. De kauwen in de bomen waren zo tam, dat mijn vrienden en ik ze op de schouder mee naar huis namen. Ik heb toen ook een scriptie geschreven over Franciscus van Assisi en daarin kwam vooral het Franciscanenklooster De Aldenborgh aan bod.
Thijs Scheymans, bijnaam Thijs van het kasteel, die met mij op de Hieronymus-school zat, vertelde dat de Spanjaarden en dat ze hun degens in de vroeger veel grotere grachten hadden gevonden. Dat was toen de gracht gedempt werd omdat de gemeente er een muur omheen wilde metselen. Ze hadden het voor een symbolisch bedrag van één gulden gekocht van familie Scheymans. Thijs vertelde ook dat er in de ronde toren een kerker was met ijzeren ringen in de muur waar slechterikken aan vastgeketend werden.
We speelden vaak verstoppertje op het terrein van de houthandel ook dat we de meisjes moesten bevrijden uit de kerker, heel spannend. Ik dook altijd in een vrachtwagen of liet de deur dichtvallen om ze af te leiden. Op de zolderingen had je een prachtig uitzicht over de kasteelsruїne.
Toen Thijs  een keer mijn skelter aan gort reed, kreeg ik van de Renaultgarage Theunissen een echt autostuur, die ze aan m'n skelter lasten. Maar dan kwam Thijs weer met zijn veel grotere skelter om de bocht en pats, stuur afgebroken. Ik heb het vaak laten lassen door de smid op de Oelemarkt. Die zei dan in zijn blauwe met olie besmeurde ketelpak, zijn mond vol pruimtabak en nog één tand erin: "Goesjh dea pongel toch aweg!!" Dan spuugde hij z'n pruimtabak op m'n skelter. Hij wilde dat ding niet meer repareren. Ik ben dan met m'n skelter naar Garage van Seggelen gegaan, ze zijn met twee man de hele middag ermee bezig geweest. Ik had maar twee gulden en vijftig cent op zak, maar het kostte 35 gulden! Weg was mijn compleet spaargeld van een jaar. Bij de aanleg van de kasteelsingel begin jaren zeventig vond ik met mijn broer een kanonskogel onder de stoep van de Hoogpoort nadat fruithuis Wolter werd afgebroken. Volgens de Weerter goudsmid Eloy Werz was het een kogel van de bakker om amandelen te malen. Dat kunnen we nog steeds niet geloven. Die kogel was waarschijnlijk van de Engelse kanonniers, die een van de hoofdtorens van de stadmuur beschoten.
Toen ik begon te lezen over de bijna gehele vernietiging van de waterburcht door de voorvader van Winston Churchill, Count Marlborough, ben ik me er steeds meer in gaan verdiepen waarom juist dit kasteel zo vaak getroffen werd. De Engelsen hebben het vernietigd, ze wouden verhinderen dat de Fransen er zich schuil hielden. Ze hebben een 16-tal soldaten naakt opgehangen in de nissen van de vensters van het beschoten en totaal verwoeste hoofdgebouw. Het moet een dramatische aanblik zijn geweest. Vier skeletten hiervan werden onlangs nog gevonden voor de deur van de Tiendschuur. Ook ten tijde van de 80-jarige oorlog is de reformatie (beeldenstorm) in Weert erg heftig geweest. De verwoesting was groot. Als kasteel heeft de Nijenborgh ongeveer 250 jaar (1455-1702) bestaan en zou eigenlijk in zijn oude glorie teruggebracht moeten worden. Men zou bijvoorbeeld op het vrij te komen kasteelterrein een tentoonstellingspaviljoen kunnen bouwen, waarin de gehele rijke historie, die voor een groot deel van de totstandkoming van De Nederlanden in Europa heeft geleid, belicht wordt en waarin de vele vondsten en resultaten van huidige onderzoeken getoond kunnen worden. En misschien ook wel déze installatie.
       


Terug naar de inhoud